Maaike Pijnaker-Plakman is productmanager bij de tactisch beheerorganisatie (TBO) van de landelijke voorziening Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV). Zij staat daar aan de lat voor de dienstverlening bevoegd gezagen. Dit betekent dat zij samen met de bevoegd gezagen en andere belanghebbenden bepaalt wat er voor de DSO-LV op de ontwikkelagenda bij onder andere KOOP en Geonovum komt. Wij vroegen haar naar de ontwikkeling van het DSO-LV.
De eerste zes maanden Omgevingswet zitten erop. Wat is het meest opgevallen?
‘Wat mij is opgevallen is hoe geruisloos de wet in werking is gegaan. Er is heel hard gewerkt om de centrale en decentrale voorzieningen neer te zetten en aan te sluiten, om de standaarden stabiel te krijgen en goed aan te laten sluiten bij de wet. Op basis van de testresultaten wisten we natuurlijk al dat het kon. Maar het vertrouwen vanuit de buitenwereld was er nog niet helemaal. En dat de invoering dan zo geruisloos verloopt. Dat is bijzonder. We hebben hier als ontwikkel- en beheerorganisaties, echt een topprestatie geleverd, vind ik.’
Wat zijn jouw belangrijkste lessen van de ontwikkeling van het digitaal stelsel?
‘Ik denk dat waar het hele programma last van heeft gehad, is dat we eigenlijk te vroeg zijn gestart met het automatiseringsprogramma. We begonnen met bouwen terwijl de wet nog niet duidelijk was. De intenties van de wet waren er wel, maar hoe het precies eruit moest zien? Veel was eigenlijk nog niet concreet genoeg om er een digitale vertaling van te kunnen maken. Er liepen bovendien niet één, maar twee wetstrajecten naast elkaar die behoorlijk op elkaar ingrijpen. Want niet alleen de Omgevingswet is er gekomen, ook de Bekendmakingswet. Hoe deze twee zich precies tot elkaar zouden verhouden, is lang onduidelijk geweest. We zitten nu ook met twee standaarden, de CIMOW en de STOP standaard die op sommige punten bijna fundamenteel van elkaar verschillen.‘
Wat gaat er nu anders?
‘Gelukkig zijn we nu met zijn allen een stuk pragmatischer. We staan aan de vooravond van de release van een heel nieuw onderdeel in de standaarden. Dat is een verrijking waardoor we binnen het DSO veel meer variaties aankunnen. Het gaat om het toepassen van consolidatietechnieken. Nu zijn die nog zo opgesteld dat wijzigingen sequentieel, dus achter elkaar, moeten worden aangeboden en verwerkt. Maar zo werkt het niet in de echte wereld. De volgende versie van de standaard gaat die echte werkpraktijk veel meer benaderen.’
‘De manier waarop we die standaard met elkaar hebben doordacht, ontwikkeld en getest, daar ben ik heel trots op. Dat is gewoon een heel goede samenwerking geweest tussen de standaard ontwikkelaars en de mensen die het straks moeten gaan implementeren, moeten gaan begrijpen en moeten gaan uitleggen. Bij de nieuwe standaard zijn KOOP en Geonovum betrokken, maar ook de juristen van de koepels. En we hebben de nieuwe standaard goed doorgenomen met softwareleveranciers.’
Hoe belangrijk is het voor jou om de TPODs te kennen?
‘Dat is voor mijn werk niet zo heel erg nodig. Ik snap er veel van hoor, want Ik heb heel goed geluisterd naar wat er al die jaren over is verteld. Maar ik hoef zelf geen TPOD-analyses uit te voeren. Wat dat betreft kan ik bogen op de kennis van de experts bij Geonovum. Zij kunnen de standaard goed uitleggen aan betrokkenen. Hetzelfde geldt voor de mensen van KOOP voor de STOP standaard. Voor mij geldt dat ik in staat moet zijn om zaken bij elkaar te brengen. Ik moet kunnen doorzien wanneer we met elkaar op een doodlopende weg terecht zijn gekomen. Of wanneer we door dreigen te schieten in de theorie. Dan moeten we weer even een pragmatische weg met elkaar zoeken.’
Wat is de eerstvolgende uitdaging nu?
‘Wat ik spannend vind, is de daadwerkelijke invoering van de nieuwe versie van de standaard. We hebben hem heel pragmatisch en klein proberen te houden, maar hij is wel uitdagend. En we zitten ook met een werkveld dat maar zoveel aankan, hè? Consolideren is nog niet voor elk bevoegd gezag een natuurlijke manoeuvre. Al die consolidatiemechanismes ècht leren begrijpen, weten wannéér je dat toepast en waaróm, vraagt ook daar wel weer een aanpassing. En die consolidatiemechanismen moeten ook door softwareleveranciers worden begrepen en ondersteund. Dat zijn wel de dingen waarvan ik denk dat we echt nog wel een weg te gaan hebben.’
‘Ook als centrale voorziening overigens. Want een voorziening ontwerpen en ontwikkelen is één. Maar een voorziening goed in gebruik nemen en daar geen brokken mee maken, is twee. Onze standaarden zijn veelomvattend en complex. Er zitten nog ontzettend veel keuzevrijheden in. Dat is een winst, maar als je een fool proof voorziening wilt maken, is dit wel een uitdaging. Je kunt niet alle fouten op voorhand voorkomen.’
Als je een tip zou mogen geven…
‘Ik verwacht dat we de komende 2,5 jaar stapje voor stapje functionaliteit gaan toevoegen in het DSO. Dat betekent dat je als bevoegde gezagen stap voor stap gebruik kunt gaan maken van nieuwe mogelijkheden. Wij zullen daar actief over communiceren. We stellen ook oefenmogelijkheden beschikbaar. Ik verwacht eigenlijk dat de pré-omgeving wel een blijvertje is. En voor de leveranciers zijn we ook een testomgeving aan het maken zodat zij in een separate omgeving hun tests kunnen uitvoeren.’
‘Mijn tip aan iedereen is om eerst te oefenen met nieuwe mogelijkheden voordat je ze in je productieomgeving gaat toepassen. Het DSO blijft ontwikkelen en daarmee nieuwe of verbeterde functionaliteit aanbieden. Daarmee blijft het voorlopig een leertraject. Probeer dingen daarom uit in de pré-omgeving. Dat hoeft niet met een complete productieset, maar kan ook met een kleine set. Noteer wat je doet en wat er gebeurt. Dat helpt je verder.’